agenda

RECENSIE TROUW

Prachtige passages roepen een toverwereld op voorbij leven en dood

 

Crashen met de auto is iets wat je niemand toewenst, maar wanneer het onverhoopt toch gebeurt moet je misschien je zegeningen tellen, zeker als je met creatieve gaven begiftigd bent. Twee jaar geleden overkwam het de Vlaamse schrijver Peter Verhelst. Met een snelheid van honderdtwintig kilometer rijdend op de snelweg van Gent naar Brussel werd zijn auto onverhoeds geraakt door een losgeraakt vrachtwagenwiel. Hij sloeg driemaal over de kop, maar dankzij een zich tijdig openvouwende airbag en het solide plaatstaal van zijn Volvo bleef hij gespaard.

Het enige noemenswaardige wat hij aan het ongeluk overhield, was de ervaring dat in enkele luttele seconden zijn beleving van het hier en nu uitdijde tot een eeuwigheid. "Wat me in de eerste uren het meest verrukte was niet het feit dat ik het ongeval had overleefd, of dat de lichamelijke schade verbazend goed meeviel, maar de herinnering aan de zich opsplitsende werkelijkheden. Niet het potentieel religieuze van zo'n ervaring, maar het literaire ervan."

Hoewel hij aan de mystiek-religieuze dimensies niet voorbijgaat (integendeel, zou ik zeggen), heeft Verhelst vooral de literaire nevenvangst van zijn ongeval weten uit te buiten. Het resultaat is een deels romanesk, deels autobiografisch boek dat in zijn even fragmentarische als fantasierijke vormgeving recht doet aan de openbaringen die zich aan de schrijver voordeden toen hij op het slappe koord tussen leven en dood balanceerde.

Achteraf voelde het ultrakorte moment van de crash als een uitsparing in de normale orde waardoor hij toegang kreeg tot tijden en plaatsen die vele eeuwen en duizenden kilometers verwijderd waren van de plek waar zijn Volvo strandde.

Tegelijk was het alsof de onverwacht opdoemende scheur in het vangnet van vertrouwde zekerheden zoiets was als een kosmisch zwart gat. Of wat huiselijker gezegd: het afvoerputje in de gootsteen waarin van alles pleegt te verdwijnen dat welbeschouwd overtollig is, abandoned om het te zeggen in de bewoordingen van schilder Francis Bacon, sinds jaar en dag een van Verhelsts iconen.

In de passages die Bacon aan het slot van 'De kunst van het crashen' krijgt toebedeeld trekt Verhelst de losse rafels recht die zijn blijven hangen nadat hij zich uit de cocon van zijn airbag had bevrijd. Pas dan blijkt hoe literair zijn verwerking van de crash is. De gedrochtelijke wezens van Francis Bacon inspireerden hem tot een aantal nachtmerrieachtige verhalen: over de verschrikkingen in een niet nader aangeduide dictatuur, over een man die in een onherbergzame streek in Zuid-Afrika een vliegtuigramp overleeft. Daarnaast vernemen we ook allerlei treffende bijzonderheden over de negentiende-eeuwse fotograaf Edward Muybridge, wiens werk voor Bacon (en, zo blijkt nu, voor Verhelst) van beslissende betekenis is geweest om de verbeelding in werking te zetten.
Verhelsts boek bevat tal van prachtig geschreven, aan pure poezie grenzende passages die een toverwereld voorbij leven en dood oproepen.
Voor mij krijgt het zijn ware kracht pas in de beschouwingen over het werk van Bacon, en in de gedeelten die niet zozeer gaan over de kunst van het crashen, maar over de blijvende inzichten die je daaraan overhoudt. Bijvoorbeeld dat je je moet blijven verzetten tegen de zuigende werking van het gat in de tijd dat door dood en verlies wordt gemarkeerd. "Misschien omdat het verzet al voldoende is om het minstens denkbaar te maken: dat iemand ons op een dag uit het gat van de tijd tilt om ons naar onze geliefden te dragen. Meer waarheid is er niet, onze geliefden. Opdat zij verder kunnen leven."

Jaap Goedegebuure